Radio

Radio

Radio

Ik zat in de tuin bij een alleraardigste oude heer. Een man met een indrukwekkende pens waar hij meer dan tachtig jaar voor gespaard had en een honkbalpetje op zijn kalende kop. Hij lag onderuit gezakt in een relaxstoel en keek naar de blaadjes van de Japanse sierboom boven zijn hoofd terwijl hij luid voor zich uit oreerde.
          ‘Heb ik jou wel eens verteld dat ik vroeger altijd de neiging had om aan de knop van de radio te draaien als je in de auto wat tegen me zei?’ Hij lachte even naar mijn metgezel die onthand de blik naar mij doorspeelde.
          ‘Pas duizend keer.’ Ik waakte ervoor mijn mondhoeken in een glimlach te wurmen. Dat had ik al te vaak gedaan, vroeger, in de auto.
          ‘Wat zeg je?’ vroeg de alleraardigste oude heer. ‘Ik versta je niet!’ Hij legde de hand om zijn reusachtige oorschelp om de akoestiek te verbeteren.
          ‘PAS DUIZEND KEER!!!’ schreeuwde ik terug. We zaten op anderhalve meter afstand, want ja, Corona.
          ‘Ik kan je niet verstaan hoor lieverd. Je stemgeluid is er met de jaren niet op vooruit gegaan.’ Hij haalde zijn hand achter zijn oorschelp weg om een slok van zijn wijn te nemen. Daarna parkeerde hij het glas weer in het gras.
          ‘Heb je eigenlijk een gehoorapparaat?’ vroeg mijn metgezel, ook op anderhalve meter.
          ‘Wat zeg je?’ De alleraardigste oude heer trok even aan de mouw van mijn metgezel om hem binnen zijn gehoorveld te krijgen. ‘Jou versta ik ook nauwelijks. Jullie zijn een gezin van fluisteraars. Allemaal even zachte sprekers. De één na de ander.’
          ‘Of je al een gehoorapparaat hebt.’
          ‘Nee hoor. Dat heb ik niet in. Ik heb er wel één, maar dat werkt niet. Ik heb het één keer in gehad en toen schrok ik me wezenloos van de herrie op straat. Dus dat doe ik niet meer. En ik heb het ook nog niet echt nodig hè?’ Hij lachte schalks.
          ‘Misschien hoor je meer met zo’n apparaat in?’ sugereerde ik.
          ‘Welnee lieve kind. Ik denk altijd maar zo: als ik het niet versta is het vast de moeite niet waard om te horen.’
          Daar moest ik even op broeden. Hoe zette ik deze alleraardigst oude heer schaakmat? In de tussentijd bleef ik hem aankijken en glimlachte vervaarlijk.
          ‘Zeg eens wat?’ grinnikte hij ongemakkelijk.
          ‘Tja,’ zei ik ontspannen alsof ik zelf in zijn relaxstoel lag. ‘Het is natuurlijk een keuze of je een radio wil zijn die alleen kan zenden.’ Een gejatte uitspraak van een goede vriendin toen we onze ouders eens nader onder de loep namen. Maar dat hoefde deze alleraardigst oude heer niet te weten.

Meest recente reacties

12.01 | 09:40

Ik was weer eens aan het 'bijlezen'. Ik kende deze al, maar erg mooi hoor!

Deel deze pagina