EN TEKENT SOMS WAT
Ze kocht een nieuwe bloes. Een stemmig geval, in vaalgrijs, waarin zacht roze Magnolia’s en gele Poppies oplichtten. Ze voelde een hevige aantrekkingskracht in de winkel, onverklaarbaar sterk. Die bloes! Die was voor haar! En bovenal: voor niemand anders! Snel griste ze hem uit het rek en rekende af. Het bedrag vergat ze. Zo doet ze dat bij dure aankopen.
Thuis trok ze hem direct aan. Hij stond haar geweldig. Haar gebronsde huid lichtte op, alsof ze in de zinderende schaduw van palmbomen stond. Haar grijsblonde lokken correspondeerden met het geel van de Poppies; haar lippen raakten het roze van de Magnolia’s. Alles klopte, op een melancholische manier. Toch voelde ze twijfel, waar ze lastig de vinger op kon leggen. Er was iets met die bloes. Maar wat, dat wist ze niet.
’s Nachts droomde ze van Magnum P.I.. Hij reed in zijn rode open sportwagen langs de Hawaiiaanse kust. Zijn bloemenbloes bolde op in de wind, zijn bruine krullen wapperden. Zelfs zijn forse snor deed mee. Ze had lang niet aan hem gedacht, laat staan van hem gedroomd. Met een warm gevoel begon ze de dag.
Toen de verliefdheid in de loop van de ochtend wegebde, zittend op kantoor, achter haar computerscherm met teleurstellende maandproductie, begreep ze het opeens. Het was een mannenbloes! Ze had Magnum’s bloes gekocht! Voor haar geestesoog zag ze hem nogmaals rijden; die bronstige man, met het wapperende stukje bloemenstof om zijn harige torso. Een ondeugende blik in zijn ogen. Daar ging hij, haar puberidool, met háár bloes aan zijn lijf.
Ze was vijftien geweest en verliefd op Magnum. Wekelijks bezocht hij haar vanuit de televisiekast. Soms aaide ze over het statische scherm. Het knetterde kort, alsof Magnum haar een liefdesschokje zond vanaf de andere kant van de wereld.
Magnum was even fantastisch als onbereikbaar. Het zou nooit wat worden tussen Magnum en haar. Zelfs als dromerige puber besefte ze dat. Er moest een bereikbaarder Magnum komen. En snel. Ze had zin om te zoenen.
Op een landerige middag tijdens Nederlands, starend naar meneer Krak, die levendiger toonde dan zijn naam, kreeg ze een ingeving. Als ze haar hand voor zijn ielige lijf hield en slechts zijn hoofd bekeek, kon hij doorgaan voor Magnum! Dezelfde bruine krullen, dezelfde forse snor en dezelfde hazelnootbruine ogen, omgeven door vrolijke kraaienpootjes.
Toen ze dat eenmaal besefte, ging het snel. Magnum was slechts eens per week op de buis. Nederlands stond drie keer per week op het rooster. Meneer Krak verdrong Magnum. Zijn lijf mocht dan een minpuntje zijn, de kop was goed. Haar aandacht voor het vak Nederlands groeide zienderogen. Ze had de mazzel járen les van meneer Krak te krijgen. Op het toppunt van haar verliefdheid besloot ze zelfs Nederlands te studeren. Wie weet zat de hele collegezaal vol meneer Krakken, met hier een daar een Magnum. Het zou een ongekend walhalla zijn!
Aan het eind van haar schooltijd kwam de ontgoocheling. Dat was toen ze haar verliefdheid opbiechtte en hij haar een bijzondere leerling noemde. Net op tijd veranderde ze haar studiekeuze. Nederlands zou het niet meer worden.
Terugkijkend was de deceptie misschien al van eerder. Die keer dat ze aan zijn lippen hing en hij de klas vertelde welk moment hij lief had. Het was niets bijzonders, glimlachte hij verlegen; het kon zelfs op een regenachtige dag gebeuren. Misschien juist op een regenachtige dag! Samen met zijn vrouw op de bank zitten. In totale stilte. Verdiept in een boek. Dat vond hij misschien wel het ultieme geluk. Hij was blij dat zijn vrouw daar ook van hield.
Ze zag hen daar zitten. Samen op de bank. Beiden in een hoek genesteld. Twee paar blote voeten, die elkaar in het midden van de bank raakten. Dat beeld verstoorde daarna haar dagdromen. Sloeg meneer Krak zijn arm om haar schouders en bracht hij zijn mond juist dicht bij de hare, dan plofte mevrouw Krak tussen hen in, op haar vertrouwde plekje van de bank. Zonder woorden, maar met een dikke roman in haar vuist.
Gezoend werd er dus niet. Niet met Magnum en ook niet met meneer Krak. Toch bleven beiden in haar herinnering. Mevrouw Krak wist ze in de loop der jaren uit te bannen. Misschien was die wel vroegtijdig gestorven, hoopte ze soms. Aan dichtgeslibde aders. Veel beweging zal mevrouw Krak niet hebben gehad, met al dat lezen. Dan kon de weduwnaar Krak haar eens bezoeken. Ze zou haar nieuwe bloes dragen. Speciaal voor hem.