Ruilen

‘Wat is er mis met deze plek?’ Je steunt tegen de loods alsof het de muur in jullie flat is.
          ‘Niets,’ zeg ik snel. Mijn rechteroog knippert, al sinds een dag of twee.
          Ik speur het industrieterrein af. Een lange straat met grijze loodsen, parkeervakken vol plassen. In het kanaal aan de overkant klotst een bootje tegen de kant. Ik hoop dat er nu een omaatje verschijnt dat haar poedel uitlaat en héél traag langs sloft.
Maar er is niemand die ons plan kan stoppen, behalve jij.
          ‘Schiet eens op, ik krijg het koud.’ Ik hoor je heus praten, maar ik kan het niet helpen. Mijn blik zit vast aan een reclamebord in de verte. Het hypnotiseert me. Fluor geel licht op. Net als het naar roze overgaat, springt het terug naar geel.
           Je knipt met je vingers. ‘Tamar?’
           Ik trek mijn ogen los. Daar sta je, in je bh. Je hebt een kleine cup B. Net als ik. Toch lijken die van jou altijd groter. Misschien hangen ze net wat voordeliger?                     
          Ongeduldig duw je jouw jas en trui in mijn handen. Ineens weet ik wat er fijn is aan haperen. Ik hou van haperen, liefst de hele dag door. Toch trek ik haastig mijn regenjas en vest uit.

Een paar seconden zijn we haast dezelfde. Twee meisjes van zestien in slechts een bh op een industrieterrein. Toch zijn er grote verschillen. Zo heet jullie hond Rambo en onze poes Minoes.

Jij hebt deze plek gekozen. Het leek je eerlijk. Precies in het midden van onze huizen zouden we een week van leven ruilen. Op zondagmiddag, stipt vijf uur. De tijd vond je belangrijk. Dan konden we die avond nog bij de ander mee-eten. Met vanavond meegerekend betekent dat voor mij zeven keer met jouw moeder aan tafel. Ik hoop dat ze deze week vaak avonddienst heeft. Maar die gedachte heb ik in mijn eigen hoofd gelaten.

Tegelijk kleden we ons weer aan. Ik schuif jouw blauwe slobbertrui over mijn hoofd, trek de rits van het colletje helemaal tot aan mijn kin. Duw mijn neus in de stof. Het ruikt zoetig, een echte Carmen-geur. Het geeft me een warm, vertrouwd gevoel. Zou jij dat ook bij mijn trui hebben? Ik wil de jouwe de hele week dragen. Liefst zelfs in bed. Bij heimwee snuif ik jouw geur op. Dan is het net of je bij me bent. Heel gewoon.
          Je hebt mijn vest en regenjas aangedaan en fladdert olijk met de lange mouwen. De wind bolt de jas op. Nu lijk je op mij; een Michelinvrouwtje. Daar kan ik om lachen.
          ‘Nu de rest?’ vraag je. Ik kijk omlaag. Eerst naar mijn, dan naar jouw benen. Jouw benen raken elkaar niet; ze vormen samen een viaduct. Er past met gemak een auto onderdoor. Na mijn dieet ziet het er bij mij ook zo uit. Maar nu dus nog niet.
          ‘Of zullen we onze broeken aanhouden?’ Mijn stem schiet omhoog. Ook mijn rechteroog is weer van de partij.
          Je grijnst. ‘Prima. Zolang je je aan de spelregels houdt: morgen in elkaars kleren naar school. ‘De huissleutel hangt trouwens aan mijn sleutelbos. Of je half zes de schotel in de oven zet. Mijn moeder is rond zessen thuis.’
          Jou hoef ik geen instructies te geven. Wedden dat ze bij mij thuis open doen vóór je kunt aanbellen? Mijn zusjes hebben al een tekening gemaakt en wilden slingers ophangen. Dat vond ik belachelijk. Dat doen ze toch ook niet voor mij?
          Als laatste wisselen we fietsen. ‘Veel plezier!’ zeg je, al zie ik niet waarmee.               
          ‘Jij ook.’ Ik pers het eruit.
          Ik denk aan jouw moeder. Ze doet me soms denken aan ingevroren doperwtjes. Het duurt best een tijd voor die ontdooien.

Meest recente reacties

12.01 | 09:40

Ik was weer eens aan het 'bijlezen'. Ik kende deze al, maar erg mooi hoor!

Deel deze pagina