Safaritent

Na lang en intensief speuren had ik voor een week een Safaritent bemachtigd. Het gevaarte stond ergens in het midden van Frankrijk, op een landerige camping in een tamelijk slaperige streek. Dat klonk uitstekend vond ik, want ik hou van slapen. Vooral: van goed slapen. Dat was dan ook de eigenlijke reden voor een safaritent. Want een tent, die heb ik zelf ook wel. En matjes bij de vleet. Hele dunne (voor mijn vriend die van afzien houdt) en dikkere exemplaren voor mijzelf. In verschillende diktes, want met het stijgen van mijn gewicht rees ook mijn matje. Totdat ik zelfs door de dikste slaapmat heen de wortels in de grond kon voelen. Toen moest er een Safaritent komen. Want die bevat een bed.
          Het bleek een heus bed te zijn zag ik zodra ik op de aankomstdag de slaapcabine open ritste. Met een springveren onderstel en een dikke matras bovenop. Er hoefde slechts een klein verbouwinkje aan te pas te komen om hier mijn ideale slaapkamer van te maken, dus na het verwijderen van het nachtkastje, het schuiven der bedden, het ophangen van mijn verduisterende lappen, het straktrekken van de anti-plas molton die onder mijn laken lag (zouden volwassen Fransen werkelijk nog in hun bed plassen?) en het inslikken van mijn irritatie over de molton die te klein was voor de matras, liet ik mijn lijf heel voorzichtig boven op het perfecte bed zakken en wist: hier ging ik goed slapen!
          Die avond had ik er echt zin in. Heerlijk slapen, in een heus bed, maar toch nadat ik mijn tanden had gepoetst bij het toilethok waar het licht na een paar keer tikken romantisch uitviel en ik onder de sterrenhemel terugliep naar de Safaritent. Wat wil een mens nog meer? peinsde ik. Geef mij maar een slaperig Frans gebied, waar het meest opzienbarende een hooiwagen is die zijn lading bovenop een langsrijdende Deux chevaux kiepert zodat de plaatselijke gendarmerie daar vijf man sterk langdurig omheen moet staan om vast te stellen of het een proces verbaal behoeft. Veel meer spanning heb ik niet nodig in mijn leven. Op een echte safari gaan zou bijvoorbeeld niets voor mij zijn. Ik zou werkelijk geen oog dicht doen met al dat gegrom en gebalts om mij heen. Nee, geef mij maar gewoon een simpele vakantie, zei ik tegen mezelf en opeens ook tegen een kitten die vanaf het toilethok met mij mee moest zijn gehuppeld. Hij miauwde en of dat betekende dat hij ook van saaie vakanties hield, of dat hij er tegenin ging wist ik niet.
          Ik bukte me om het beestje te aaien. In het maanlicht zag ik dat hij een maand of vier, vijf moest zijn en rossig van kleur was. Hij bolde zijn ruggetje onder mijn hand. Veel spier, weinig vet. Hoe jong het beestje ook was; het puntje van zijn staart miste, waardoor het een stomp kwastje was. Aan het uiteinde zat wat opgedroogd bloed. ‘Ben jij een zwerfkatje?’ vroeg ik en hij miauwde nog eens, vol overtuiging nu, dus ik wist dat ik raak zat. Ik ging nog een laatste keer over zijn spinnende kopje en pakte toen mijn toilettas weer op en slenterde naar de Safaritent.
          Het bed was heerlijk voorverwarmd door mijn vriend en ik vlijde mijn linker slaap op mijn (eigen) kussen en sloot mijn ogen. Langzaam werd ik in slaap gekriebeld, want zoals eerder gezegd: mijn vriend houdt van afzien. Midden in de nacht schoot ik wakker van iets wat met een plofje op mijn voeteneind landde. Kleine pootjes trippelden over de dekenberg totdat ze hun bestemming hadden bereikt: mijn nek. Een harig, warm frummeltje nestelde zich tegen mijn achterhoofd en vleide zijn kopje in mijn hals. Het paste precies, dat moest ik hem nageven. Het was het ideale plekje om te slapen voor een kitten: in een doodsaaie Franse streek, op een rustige camping, in het ideale bed tegen het achterhoofd van een poezenminnende vrouw. Hij zette zijn gespin op de automatische piloot, om precies te zijn: op standje 10 naast mijn rechter oor en begon toen aan zijn welverdiende nachtrust. Want je moet weten dat kittens overdag heel wat energie verbruiken.
           Gek genoeg kwam ik zelf niet direct in slaap. Eerst genoot ik van de warmte van dat kleine wurmpje dat precies mij had uitverkoren om zich tegenaan te nestelen en ik overdacht alle stappen die we zouden moeten nemen om deze heerlijke zwerfkitten te adopteren. Maar gaandeweg kreeg ik het warmer en warmer, totdat mijn hoofd gloeiend heet en kriebelig werd en ik de vlooien en mijt in gedachten naar mijn eigen hoofd zag oversteken. Dat was het moment dat ik het warme frummeltje voorzichtig uit mijn nek trok en naast me legde. Tussen mij en mijn vriend in. Die ondertussen nergens last van leek te hebben en nog steeds in diepe slaap was. Ik legde mijn hand beschermend om het kattenlijfje heen, want opeens zag ik voor me hoe het beestje tussen de twee losse bedden in zou verdwijnen en ’s nachts dood gedrukt zou worden. Of onder mijn vriend zou belanden, die ook dáár niets van zou merken en doodleuk zou verder slapen op een warm kattenlijkje.
          Kittens waren eigenlijk een soort baby’s mijmerde ik. Ook mijn eigen kinderen had ik niet in ons bed laten slapen toen ze klein waren. Behalve natuurlijk als ze ziek waren, maar dan waakte ik zelf de hele nacht. Want er zijn ouders die hun baby per ongeluk dooddrukken. Heus, ze bestaan!
          En van baby’s dreven mijn gedachten naar de kitten die ik ooit zelf had gehad, nog vóór er kinderen waren. Ik had hem op de eerste nacht in zijn mandje gelegd en het trappetje naar mijn slaapzoldertje met vooruitziende blik opgehesen. Halverwege de nacht was zijn zielige mauwtje steeds dichterbij gekomen, wat theoretisch gezien onmogelijk was, totdat ik mijn hoofd uit het trapgat stak en mijn kitten in het schilderij aan de muur zag hangen, gedecideerd op weg naar mijn slaapzoldertje. Ik heb toen zijn nageltjes uit het schilderij getrokken en hem voor een tweede keer te slapen gelegd in zijn eigen mandje. Niet dat ik daar trots op was; achteraf vond ik het één van de zieligste dingen die ik onder het mom van pedagogisch verantwoord opvoeden had gedaan en na een paar nachten hangend in mijn schilderij mocht hij dan ook lekker in mijn bed slapen. In zijn eigen mandje. Dat wel.
          Al die dingen overdacht ik terwijl mijn hand nog steeds beschermend om de slapende kitten lag en ik me afvroeg of het die nacht nog zou gaan gebeuren: dat ik zelf in slaap viel. Waarom kon ik niet gewoon genieten van dit kleine wondertje en me overgeven aan de slaap? Waarom was ik zo’n ontzettende neuroot? Welk belang had slaap nou eigenlijk, als je naast zo’n warm ronkend diertje lag?
          Heel veel, besloot ik de volgende avond terwijl ik mijn vriend inzette om onze Safaritent werkelijk Safariproof te maken. Na het tanden poetsen en plassen ritste ik de deur snel voor de neus van de verbaasde kitten dicht en blokkeerde met onze rugzakken de ingang. Er klonk klaaglijk gemauw. Ik weerstond de neiging hem binnen te laten door voor me te zien hoe hij zich overdag door elke campinggast had laten aanhalen. Ik uitverkoren? Me hoela! Terwijl ik in een onrustige slaap viel vol dromen over baltsende leeuwen en grommende tijgers stierf het gemauw en gekrab aan het tentdoek langzaam weg.

 

Safaritent

Safaritent

Meest recente reacties

12.01 | 09:40

Ik was weer eens aan het 'bijlezen'. Ik kende deze al, maar erg mooi hoor!

Deel deze pagina