EN TEKENT SOMS WAT
Vroeger had ik een stomme rotkop. Dat was mijn schuld, vonden ze. Had ik maar een andere kop moeten nemen. Niet deze stomme rotkop, maar een leukere. Eentje die vrolijk keek en vaak lachte met pretlichtjes in de ogen. Een kop die weerspiegelde wat de ander wilde voelen: kracht, levenslust en lol.
Dat waren precies de dingen die mijn stomme rotkop niet voelde. En als een stomme rotkop iets niet voelt, kan die dat niet tonen. Tuurlijk probeerde ik dat wel. Ik lachte me slap met vriendinnen tot ik pijn kreeg in mijn kaken en sloeg mijn zusjes tot mijn knokkels brandden. De kracht spatte ervan af. Maar het mocht niet baten. Mijn kop bleef dezelfde.
Jouw stomme rotkop hoef ik niet meer te zien/laat de foto van jouw stomme rotkop eens zien/rotkind.
Ik wist niet dat ik zo’n kop had, maar ik keek eens goed in de spiegel en sodeju! Wat een rotkop zag ik daar! Het was maar goed dat ze me waarschuwden, die jongens in de klas en mijn moeder thuis, die inderdaad veel mooiere koppen hadden dan ik. Eigenlijk zou je van een hoofd moeten spreken. Paarden hebben hoofden. Dat zijn ook edele dieren.
Naarstig probeerde ik de boel nog te verbeteren. Ik maakte me op, trok mijn shawl voor mijn mond, liet mijn haren voor mijn ogen hangen, als dichte rolluiken bij een leegstaand huis. Maar ze bleven bij me naar binnen turen en zagen daar die stomme rotkop.
Stom rotkind met je stomme rotkop. Jouw rotkop willen we niet meer zien.
Toch moesten ze die stomme rotkop nog eventjes verdragen. In de tussentijd spaarde en spaarde ik. Niet om weg te lopen, een andere school te zoeken en andere ouders. Nee, ik spaarde om de plastisch chirurg te kunnen betalen. In die tijd werd dat nog niet vergoed door de zorgverzekering, weet je.
Het sparen ging traag. Ik had slechte schoolrapporten, dus mijn ooms en tantes gaven hooguit dubbeltjes. Voor de moeite. Ik was angstig en een baantje nemen was een hele hobbel. Gelukkig kon ik goed oppassen, want als de oppaskinderen op bed lagen, en de donkere huiskamer van mij was, had niemand meer last van die stomme rotkop.
Zo kwam het dat ik op mijn achttiende eindelijk genoeg geld had gespaard en naar de plastisch chirurg stapte om die stomme rotkop te laten verbouwen. 'Maak er maar wat moois van,' zei ik. 'Ik heb er zo lang naar uitgekeken!' Het werd werkelijk een plaatje. Een kruising tussen Heidi en Lucy Ewing uit Dallas. Google maar eens, dan kan je zien hoe knap ik toen werd.
Daarna keek ik veel in de spiegel. Misschien was ik toch bang dat die stomme rotkop weer door het mooie plaatje heen kwam schemeren. Maar dat gebeurde niet. Na een tijdje liet ik het los, en nog veel later was ik vergeten dat ik ooit een stomme rotkop had gehad.
Tot gisteren. Ik vond een oud dagboekje, nog van voor de transformatie. Daarin zag ik het staan.
Mama zei dat ze mijn stomme rotkop niet meer hoefde zien/Calvin wilde mijn schoolfoto zien. Laat jouw stomme rotkop eens kijken, zei hij.
Het raakte me onverwacht. Als een regendag in de lente. Toen wist ik dat mijn stomme rotkop wel is verbouwd, maar van binnen nog leeft. Ik wist niet of ik er blij of verdrietig om moest zijn. Misschien beiden.