EN TEKENT SOMS WAT
Op maandag mocht mijn jongste weer naar school. Een moment waar ik al weken naar uitkeek. Als ik mijn ogen sloot en verzon hoe dat zou zijn; de stroom kinderen die de schooldeuren weer binnengaat, schoot ik al vol. Het leek me heerlijk. Even janken, alle Corona spanning kwijtraken.
Zondagavond smeekte ik dus of ik haar de dag erop weg mocht brengen, maar ze was onverbiddelijk. Het stond niet in het protocol zei ze. Om preciezer te zijn: het stond onder de verboden. Het was hartstikke verboden om als moeder je kind naar school te brengen. Dus: nee. Helaas, pindakaas!
Daar nam ik natuurlijk geen genoegen mee. Dat zul je snappen. Spoorloos was ook alweer een tijdje van de buis, dus zoveel viel er de laatste tijd niet te huilen.
‘Tot aan het schoolhek dan?’ vroeg ik.
Ze keek me neerbuigend aan. Achtste groepers kunnen dat. Niet huilen en heel neerbuigend kijken.
‘Het eind van onze straat?’ probeerde ik.
Ze gaf niet eens meer antwoord. Of wacht. Toch wel. Ze zei dat ze de wekker heel vroeg zou zetten, zodat ze ver voordat ik wakker werd al naar school was vertrokken. Dat was het laatste wat ze erover kwijt wilde.
De volgende ochtend ging mijn wekker om zes uur. Ik sprong uit bed en was precies op tijd om iets voor half negen tien passen achter mijn dochter aan naar school te lopen.
‘Kssst…!’ riep ze een paar keer over haar schouder, maar ik was een plakkerige poes.
Op donderdag ontving ik een mailtje van school. Of alle ouders hun kinderen dringend op luis konden controleren. Er waren luizen gesignaleerd.
Eerst dacht ik aan een grap.
Toen dacht ik aan vleerluizen. Die kunnen vliegen.
En als laatste dacht ik helemaal niets, maar voelde jaloezie. Op de luizen, die zich aan geen enkel protocol dienen te houden en gezellig van hoofd naar hoofd springen. Wat een vrijheid!
Ik denk dat ik ze deze keer grondig te lijf ga, die luizen.