Oxytocine

Oxytocine

Oxytocine

Maria’s huis rook naar een mengsel van kinderpies, houtvuur en vers gebakken cake. Ik kwam er graag na schooltijd, als haar kinderen in de tuin speelden en ze thee zette in de glazen Pickwick pot. Ik mocht net zoveel kinderthee drinken als ik lustte: met wolkjes melk en bergen suiker, zonder dat ze er wat van zei.
          Die middag schepte ik extra veel suiker in de thee. Mijn hand bibberde, de korrels vielen tussen de planken van de tuintafel in het gras.
          ‘Er is één ding wat je moet beseffen,’ zei ze. Ze keek serieus, al glinsterden haar ogen. ‘Als je mee gaat, moet je me delen.’
          ‘Natuurlijk.’ Ik slikte. Heel onopvallend.
          ‘Je mag er nog over nadenken. Doe dat maar. Denk er nog maar goed over na. Dan kom je het na het weekend vertellen.’
          ‘Dat hoeft niet,’ zei ik. ‘Ik weet het al.’
Ze lachte pesterig. ‘Wat weet je al?’
          ‘Dat ik het wil.’
          ‘Wat wil je precies?’ Ze glimlachte geduldig en schikte de bandjes van haar topje. Het spleetje tussen haar borsten werd zichtbaar.
          ‘Je snapt het heus wel!’ Ik voelde hoe rood ik werd. ‘Mee.’
          ‘Je bedoelt dat het je gezellig lijkt om mee naar Denemarken te gaan? Met mij, maar ook met Willem en de kinderen?’
Ik knikte. Al mochten Willem en de kinderen wat mij betreft thuisblijven.
          ‘Zeg dat dan, hartje!’

We pasten maar net met ons zevenen in de Volvo. Maria en Willem voorin, ik met de tweeling op de achterbank en de twee jongens in de kattenbak. De tenten en kratten met levensmiddelen werden vakkundig in het ruim van de zeilboot gehesen, die achter de auto hing.
We reden naar Århus, waar we vlak aan het strand kampeerden bij de boer. Willem hing de zeilboot scheef tot de golven over de kant klotsten en we bakten visjes boven het kampvuur op het strand terwijl de jongste op lugubere wijze de kwallen doorboorde.

Op een avond lag ik in het donker in mijn tentje en vouwde mijn armen om mijn romp. Ik sloot mijn ogen en voelde haar omhelzing in me nagloeien. Ik kriebelde mijn borsten, hals, armen en lokte een warme gloed naar mijn buik. Het golfde van mijn maag richting mijn hart. Een gevoel dat leek op honger plus verdriet, op gemis dus eigenlijk, maar ook op troost. Alsof er een kans was dat het goed zou komen. Zonder te weten wat dat was: goed.

‘Zou je Willem niet eens welterusten wensen?’ vroeg ze terwijl ik haar nog stevig vasthield en haar geur diep opsnoof. ‘Die knuffelt ook heerlijk…’
Ik liet haar direct los. ‘Slaap lekker Willem,’ riep ik nonchalant en droop af naar mijn tentje, een paar meter van de gezinstent waar Willem Maria’s benen om de dag scheerde. Met scheerschuim en een Gilette en de hele santenkraam. ‘Tot morgen!’   

Vanaf dat moment zorgde ik dat mijn knuffels niet te lang duurden. Ik begon in gedachten te tellen. Vier tellen was normaal, vanaf zeven werd het vreemd.

Maria hoorde me subtiel uit. ‘Vertel eens hartje…wat vind jij nou een leuke knul?’
Ik dacht aan die Deense jongen met zwarte krullen en bruine ogen, die ik had gezien terwijl ik naast de herdershond hurkte. Toen hij lachte sprongen er kraaienpootjes naast zijn ogen en keek hij nieuwsgierig naar het meisje met de rode klompjes met wie hij misschien al verkering had of misschien nog niet. Dat deed er weinig toe, want gebeuren ging het toch, het hing in de lucht. Ik aaide de herdershond die breeduit op het pad voor het toiletgebouw lag en bedacht dat zowel de jongen mooi was als het meisje met de klompjes. Ik zou werkelijk niet weten wie ik het liefste bekeek.
          ‘Die jongen met die bruine krullen,’ antwoordde ik en hield de rest maar voor me. Ik kon Maria toch niet uitleggen hoe het zat, want ik begreep het zelf niet eens.

Halverwege de vakantie opperde Maria dat ik naar huis kon bellen.
Ik haalde mijn schouders op. ‘Best,’ zei ik.
Die avond wandelde het gezin naar een telefooncel, die aan het pad richting het dorp stond. Ik slenterde achteraan, het warme knuistje van de jongste in mijn hand. Willem gaf me Deens kleingeld met een gat erin en ik mikte de kronen in de gleuf terwijl ik het vertrouwde nummer draaide.
          Hoe het ging, informeerde mijn moeder. ‘Help je Willem en Maria goed met de kinderen?’
Ik keek door het raam van de cel en zag het gezin wachten. De kinderen waren op de stoep geploft en tekenden met een stokje in het zand. Vier bruine kinderen, met roze handpalmen en voetzolen. Willem hield Maria van achteren beet en leunde met zijn kin op haar schouder. Ze lachte en duwde zijn kriebelende Vikingbaard uit haar gezicht. Ik kon me niet herinneren dat mijn moeder zich ooit zo ontspannen liet liefkozen door mijn vader. Bij lichamelijke contact verstijfde ze.
          ‘Gaat wel,’ zei ik zo vlak mogelijk. Ik zag de teller van de telefoon aflopen. Nog een paar seconden voor er weer geld in moest.
          ‘Mis je thuis?’
Ik zweeg en zag hoe de teller op nul kwam zonder dat ik aanstalten maakte om het laatste muntje in het apparaat te mikken. Voor ik kon antwoorden klonk er een zoemtoon in mijn oor. De overgebleven kroon liet ik in mijn zak glijden.
           Terwijl we terug naar de camping slenterden en de lucht langzaam roze kleurde dacht ik kort aan thuis. Mijn vader had een appartement gevonden waar hij komend jaar zou wonen. Deze zomer ging hij over. Wat ik daar van vond, had mijn moeder gevraagd. Ik had mijn schouders opgehaald, maar zulke dingen kun je door de telefoon niet zien.

Eenmaal thuis kwam de nazomer en toen de herfst en nam ik afscheid van Maria op de stoep, elke keer dat ik langskwam om als vanouds thee te drinken of op de kinderen te passen. Ik treuzelde voordat ik dag zei, hoopte op haar vakantieomhelzing die me verwarmde. Soms kwam die dan toch nog, en drukte ze me stevig tegen haar zachte boezem. Dan was het even goed en deed thuis er niet meer toe.

De laatste omhelzing kan ik me niet meer herinneren. Toch moet die te veel tellen hebben geduurd.
          ‘Maria vond dat je haar nogal claimde in de vakantie,’ zei mijn moeder. Er speelde een lachje rond haar lippen die vermoedelijk inhield dat ze gespannen was. Toch leek het alsof ze ergens plezier aan beleefde. ‘Ze had geen moment voor zichzelf.’
Voor ik naar mijn kamer vertrok, keek ze me gepijnigd aan. ‘Waarom knuffel je mij nooit zoals je Maria knuffelt?’

Meest recente reacties

12.01 | 09:40

Ik was weer eens aan het 'bijlezen'. Ik kende deze al, maar erg mooi hoor!

Deel deze pagina