Maart

Maart

Maart

Maarten reed als chauffeur ons gezin binnen. Augustus 1988 moet dat zijn geweest. Mijn oudste zus en ik hadden beiden eindexamen gedaan in een turbulent jaar: onze ouders scheidden. Toch woonden we als gezin nog allemaal in hetzelfde broeierige huis.
          Al maanden daarvoor was een vakantiehuisje in Frankrijk geboekt. Mijn moeder stelde voor om toch te gaan, maar zonder mijn vader. Tijdens het avondeten claimde mijn vader echter de auto voor zijn werk. Bovendien, zo schamperde hij, durfde mijn moeder dat eind naar Frankrijk toch niet te rijden, met vier dochters achterin.
          Daar vond mijn moeder wel wat op. Tijdens de verhuizing van mijn zus naar het studentenhuis werd er een huisgenoot opgeduikeld die wel van rijden hield. In ruil voor de reis mocht hij een aantal dagen in ons vakantiehuisje blijven. Je kon zo’n jongen toch moeilijk direct weer op de trein zetten.
          En zo hengelde mijn moeder ongemerkt haar eigen schoonzoon binnen.
          Op de dag van vertrek zag ik Maarten voor het eerst. Best een mooie jongen; getinte huid, donkere krullen en pretlichtjes in zijn ogen. Vriendelijk ook en rustig. Duidelijk iemand die je je auto toevertrouwt. Maarten nam plaats op de stoel waar mijn vader altijd zat. Onderweg keken mijn zussen en ik naar zijn handen op het stuur. Krachtige handen, net als die van mijn vader, maar onbekend.
          ‘Ik mis papa’s duimen op het stuur,’ snikte mijn jongste zusje bij een tussenstop. En zo was het.
          In het dorp was feest en ’s avonds trok Maarten ons richting de muziek. We dronken wijn aan deuren op schragen en sloegen dikke, bejaarde Fransozen van ons af alsof het bromvliegen waren. Lachend verdedigde Maarten ons, zijn harem. Kort danste ik met hem. Rode wijn en vlinders klotsten in mijn buik.
          De ochtend daarop kwam de kater. Mijn jongste zusjes maakten me wakker met de mededeling dat onze oudste zus was verdwenen. Haar bed was leeg en onbeslapen. Of ik mee ging zoeken? Ik blijf liever liggen, bromde ik, want in gedachten zag ik haarscherp voor me waar onze zus zich bevond.
          Even later kon de zoektocht gestaakt worden. Dat was toen mijn oudste zus de slaapkamer van Maarten uitkwam. Ze had de nacht bij hem doorgebracht. ‘Je hebt toch wel je onderbroek aangehouden?’ informeerde mijn jongste zusje, waarna de oudste glimlachte als Mona Lisa.
          Zo werd het helder voor wie Maarten koos. In de dagen die volgden ging ik ze beiden uit de weg, uit trots, uit schaamte, uit jaloezie. Ik gaf stug antwoord als Maarten wat vroeg. Al die tijd bleef hij vriendelijk. Toen hij een aantal dagen later op de trein stapte, was ik opgelucht. Mijn moeder arrangeerde een moment alleen voor Maarten en mijn zus. Een mogelijkheid om afscheid van hem te nemen en mijn excuses te maken, was er niet. Daarna zijn we er nooit meer op terug gekomen.
          Zo werd Maarten mijn zwager. Een lieve, betrouwbare zwager, vol ironische grapjes en wars van vrouwengezeik. Een man die zowel vaderlijk voelde als soms vluchtig herinnerde aan die fijne avond in Frankrijk. Ik kreeg een vriendje en maakte het na een paar jaar weer uit. ‘Wat was er mis met hem?’ vroeg Maarten. ‘Het was toch een prima jongen?’ Daarna bleef Maarten weer een tijd de enige man in onze familie, want hoewel we met veel vrouwen zijn, waren de mannen vaak schaars.
          Toen het aanging met mijn huidige vriend was Maarten verheugd. Eindelijk weer een andere vent in de familie, zei hij. Ondertussen hadden hij en mijn zus een zwik zonen gemaakt; om het gemis aan mannen in onze familie te compenseren. Grote, sterke knullen waar hij zichtbaar trots op was. Zelf kreeg ik dochters en noemde de oudste bij toeval naar Maarten’s moeder. Hij was lief voor mijn meiden en zorgzaam.
          Afgelopen Maart kreeg Maarten pijn. Acute leukemie, bleek al snel. Direct werd met chemo gestart. Maar de ene complicatie volgde de andere op. Hij onderging medische handelingen, als een dappere strijder, vertelde mijn zus. In het ziekenhuis zat ze dagen aan zijn bed. Vervolgens ook de nachten. De laatste etmalen samen met hun oudste zoon. Knuffelend en muziek draaiend, waar Maarten van hield.
          ‘Wil je afscheid nemen van Maart?’ vroeg mijn zus. Dat wilde ik. Na meer dan dertig jaar was hij me zo vertrouwd. Ik zat aan de ene kant van zijn bed, mijn zus aan de andere. Ik was bang dat ik per ongeluk één van de slangetjes zou dichtdrukken waardoor hij nog eerder zou overlijden. ‘Geef me een knuffel,’ zei hij. Huilend bedankte ik hem voor al die jaren. De knullen stonden met zijn drieën bij het raam. Net volwassen, maar nog niet toe aan een leven zonder vader.
          Ik vond het te vroeg. Zelf was hij er nuchter onder. ‘Het is niet anders. Ik heb een mooi leven gehad.’ Al pratend konden we ervan maken dat het niet gaat om de lengte van je leven, maar om wàt je ermee doet. En dat deed hij goed, samen met mijn zus en hun drie zoons.
          Zo ging Maart. In April.

Meest recente reacties

12.01 | 09:40

Ik was weer eens aan het 'bijlezen'. Ik kende deze al, maar erg mooi hoor!

Deel deze pagina